Vaak zijn sporters tevreden wanneer ze een aantal kilo’s vet eraf hebben getraind of spiermassa hebben opgebouwd. Dit wordt ervaren als een persoonlijk succes en dat is ook begrijpelijk. Het gaat hier vooral om een kwantitatieve doelstelling, een succes dat wordt bereikt omdat je er mooi uitziet en complimentjes ontvangt van andere mensen. Als dit erg belangrijk voor je is dan ben je voornamelijk extern gemotiveerd. Om goed te kunnen presteren is het belangrijk om daarnaast ook intern gemotiveerd te zijn. Dit betekent dat je plezier beleeft in je sport en alles uit jezelf wilt halen om te kijken hoe goed je kan worden, zonder oordeel van een ander.
De juiste motivatie is prestatie
Uit deze vormen van motivatie wordt onderscheid gemaakt in twee verschillende gedragsorientaties. Intrinsiek gemotiveerde sporters die meer gericht zijn op persoonlijke groei noemen we taak-georienteerde sporters. Extern gemotiveerde sporters die meer gericht zijn op competitie met anderen en de beste willen zijn wordt ego-georienteerde gedrag genoemd. Beide hebben hun voor- en nadelen. Als je in groepsverband traint kan iemand met ego-georienteerd gedrag iets extra uit zichzelf halen door een ander te willen verslaan. Of de beste willen zijn in je trainingsgroepje kan ook een sterke stimulans zijn om beter te worden. Taakgeorienteerde motivatie helpt wanneer je bezig bent met het verbeteren van je gezondheid, omdat competitie geen rol speelt. Ook zorgt taak georienteerd gedrag ervoor dat je beter kan omgaan met tegenvallend resultaat. Bij de meeste mensen zijn beide gedragsorientaties aanwezig, al is er vaak wel een voorkeur voor een van de twee. Om optimaal te kunnen presteren zul je beide kanten goed moeten ontwikkelen.
Al is het belangrijk om te weten dat een te sterke focus op ego-georienteerd gedrag er voor kan zorgen dat je vatbaar bent voor (negatief) resultaat in relatie tot externe factoren. Je kan teleursgesteld raken als je niet de reactie krijgt waar je op gehoopt had. Maar ook als je succes boekt kan je te snel ‘’naast je schoenen gaan lopen’’. Het is dan belangrijk te leren om op de juiste manier doelen te stellen. Als je dit goed doet dan vergroot je de kans op goede prestaties en verlaag je de kans op teleurstellingen.
Leer hoe je doelen moet stellen
Doelen kunnen onderverdeeld worden in drie catagorieen: een resultaatdoel, prestatiedoel en procesdoel. Een resultaat doel gaat puur om het resultaat: 1e worden in een hardloopwedstrijd, de meeste spiermassa van al mijn vrienden en de slankste van mijn vriendinnengroep. Dit zijn doelen waar ook de resultaten van je omgeving een grote rol in speelt. Een prestatiedoel heeft te maken met presoonlijke doelen die je wilt bereiken. Het verbeteren van mijn PR, 5 kilo afvallen binnen 6 maanden tijd of 2 kilo spiermassa opbouwen in 3 maanden tijd. Een procesdoel heeft vooral te maken met de ‘’hoe’’ vraag, als middel naar het resultaat of prestatiedoel toe. Dit wordt vaak gebruikt tijdens trainingen. Een procesdoel kan zijn: een kwartier langer in het krachthonk om mijn kracht-uithoudingmogen te trainen, drie keer trainen deze week of het verbeteren van de technische uitvoering bij de bankdruk oefining. Bij prestatie- en procesdoelen laat je het resultaat van je omgeving buiten beschouwing. Je kiest er als het ware voor om je niet te laten beinvloeden door de concurrentie.
Vervolgens is het belangrijk dat je doelen aan een aantal criterea voldoen. Is je doel positief geformuleerd? Is je doel meetbaar? Heb je er controle over? Is het specifiek? Is je doel flexibel? Is je doel zowel realistich als uitdagend? Heb je korte- en lange termijndoelen? Zorg voor feedback. Ben je consequent en heb je een duidelijk structuur in het stellen van je doelen en evalueer je ze regelmatig? Heb je zowel trainings- als wedstrijddoelen? En past het doel bij je?
Concurrentie is er pas als je ze toelaat, ben jij sterk genoeg?
Een veel gemaakte fout is de focus op het resultaat in plaats van de prestatie of het proces. Ik wil de beste worden! Als je 5 kilo afvalt en toevallig is je vriendin 6 kilo afgevallen dan ben je toch teleurgesteld, terwijl je prestatiedoel is bereikt. Over prestatie en procesdoelen heb je de volledige controle. Als je hierop de nadruk legt dat is het waarschijnlijker dat je een goede prestatie zal neerzetten. Zo kreeg Dafne Schippers in een interview met de NOS een dag voor de 200m finale tijdens het WK de vraag: ben je alleen tevreden met goud? ‘Als ik onder de 22 sec. loop en ik heb zilver of brons kan ik niet zeggen dat het kut was, maar we zullen het zien’. Ik interpreteer dit als: ik wil de beste zijn, ga voor goud. Ze wil resultaat, dat is haar einddoel en dat is logisch voor een topsporter. Toch houdt ze de focus op zichzelf en haar eigen tijd, haar prestatiedoel (http://nos.nl/artikel/2054337-schippers-niet-bezig-met-concurrentie.html).
Volgens mij is dit de juiste manier, ongeacht het niveau of het type doelstelling. Als je daarnaast de tijd neemt om de doelen op te stellen die voldoen aan de bovengenoemde criterea dan wordt de kans op succes enorm vergroot.
Als je vertrekpunt niet optimaal is dan kan het einddoel ook nooit optimaal zijn.
In mijn volgende blog zal ik een voorbeeld geven waar deze criteria samen met de resultaat- prestatie- en procesdoelen naar voren komen. Met als doel jou een handvat te bieden zodat je hier zelf mee aan de slag kan gaan.