Als vervolg op mijn eerste stukje over het supercompensatie principe heb ik besloten om het dit keer over periodisering te hebben.
Everything works, but nothing works forever
Doordat training een proces van afbraak en opbouw is, zoals ik in het stukje over supercompensatie heb geprobeerd uit te leggen, is het voor ons lichaam onmogelijk om altijd in de allerbeste vorm te verkeren. Als je traint gaat je prestatie immers wat achteruit. Door een systematisch trainingsplan op te stellen kan je precies plannen wanneer je op je allerbest bent, bijvoorbeeld tijdens een belangrijk toernooi. Uit onderzoek is gebleken dat de beste prestaties geleverd worden met een voorafgaande periode van relatieve rust: Hier ligt dan ook de kerngedachte van het periodiseren: het afwisselen van perioden van hoge intensiteit met perioden van lage intensiteit.
Voldoende afwisseling
Als er onvoldoende afwisseling van de trainingsbelasting plaatsvindt, passen de lichaamsfuncties zich niet meer aan tot een hoger niveau. Dit heeft tot gevolg dat na verloop van tijd prestatieverbeteringen uit blijven. Daarom is het van belang dat je iedere keer na een aantal weken je trainingsschema aanpast. In het verleden is er geëxperimenteerd met periodelengtes variërend van 2 weken tot 2 maanden, wij werken tegenwoordig met periodes van 4 tot 6 weken.
Energiesystemen
Iedere periode heeft bij ons een doel: de ene keer ligt de focus het meest op het kweken van meer spiermassa, de volgende keer meer op maximaalkracht of explosiviteit. Het verschil tussen deze trainingen moeten we zoeken in de verschillende energiesystemen die ons lichaam kent, maar dat is iets voor een volgend stukje.